familie reizen
reizen met kinderen kindvriendelijke bestemmingen inspiratie reizen kids reisverslagen reisorganisatie gezinsreizen
baby peuter kleuter kind tiener

Marie-Louise en Leon maakten een wereldreis met hun dochters Babette en Senna. Hieronder vind je het eerste deel hun verslag van de drieweekse rondreis die ze door Namibië hebben gemaakt.
Deel 2 vind je hier.

 

Dag 1 : Johannesburg - Windhoek

Vandaag begint het grote werk: Namibia, here we come. De dag begint met de gebruikelijke taferelen die horen bij een vertrek: inpakken, haasten met eten, huilende kinderen en stress. Van dat laatste natuurlijk maar een beetje, want we zijn wel wat gewend. We zijn dan ook ruim op tijd klaar voor onze lift naar het vliegveld. Het was een prima begin van de reis: relaxed en goedkoop. We betaalden zo’n 23 euro per nacht met z’n viertjes.

Op het vliegveld verloopt alles volgens schema. We zien een groepje islamitische vrouwen die van top tot teen bedekt zijn. Hun gewaad bestaat uit één deel, dus als ze hun gezicht willen laten zien, zullen ze hun gehele kleed over hun hoofd heen moeten uittrekken bedenken we. We vragen ons af hoe ze de paspoortcontrole zullen doorkomen, maar zijn daar helaas (of eigenlijk maar gelukkig) geen getuige van. We haasten ons naar de incheck want op de instapkaart staat met grote letters vermeld dat het inchecken om 11.20 start en de gate om 11.30 uur sluit. Afijn, om 11.50 wordt rustig aan eens begonnen met het inchecken…De vlucht verloopt verder voorspoedig, hoewel de landing met de nodige turbulentie gepaard gaat. De kinderen moeten er hartelijk om lachen…Als we boven Namibië vliegen, zien we vooral datgene waar het land om bekend staat: zand tot aan de horizon en kaarsrechte wegen tot zover het oog reikt. Oké, ook wat struiken en lage bomen, maar dorpjes of laat staan steden ho maar. Namibie is leeg en desolaat. Met de aankomst van ons vliegtuig verdubbelt het inwonertal bijna. Nou ja, dat is wat overdreven, maar twee miljoen mensen in een land dat zo groot is als Frankrijk en Italië bij elkaar, is toch niet bepaald veel te noemen. En dan woont ook nog eens een groot deel van de bevolking in de hoofdstad Windhoek. Namibië is verder vooral bekend om de zandduinen bij Sossusvlei en om Etosha National Park. Beide zullen we tijdens onze trip aandoen. Onze reis in Namibië ligt trouwens helemaal vast: alle accommodaties en de autohuur hebben we in Nederland geboekt bij Expeditie Kroost en Co. Dat hebben we vooral gedaan omdat het hier hoogseizoen is en omdat reizen op de bonnefooi hier vanwege de uitgestrektheid en de grote afstanden niet aan te raden is.

Op het vliegveld worden we opgewacht door Edna, de Namibische contactpersoon van Expeditie Kroost en Co. Samen met haar halen we onze auto op (een Volkswagen Touran) waarna ze voor ons uit rijdt naar ons eerste verblijf: Pension Moni in Windhoek. Zo kunnen we op ons gemak wennen aan het links rijden. Tijdens de 40 kilometer lange rit komen we hooguit 20 andere auto’s tegen. Wel zien we apen in de berm zitten en merken we verkeersborden op waarop gewaarschuwd wordt tegen overstekende dieren die een kruising lijken te zijn tussen neushoorns en gnoes. Het pension ziet er keurig uit en terwijl wij onze tassen naar de kamer brengen slaagt Babette er in om binnen twee minuten aan de aandacht van Edna te ontsnappen en in het zwembad te vallen en volledig kopje onder te gaan. Consternatie alom, maar nog voor ze weer droge kleren aan heeft, heeft ze al weer het hoogste woord. Haar kletsnatte onderbroek is volgens haar helemaal niet nat en ze roemt uitvoerig haar wat ze zelf noemt ‘frisse duik’. Edna overhandigt ons alle routes en kaarten en heeft nog enkele hoopvolle tips: neem meer dan voldoende water mee, tank bij elk tankstation dat je tegenkomt en wees voorbereid op de grote hoeveelheden stof onderweg. Aan het eind van de dag lopen we nog even naar een winkelcentrum in de buurt (heel modern trouwens), doen wat boodschappen, drinken wat en halen meeneempizza’s (‘dinsdag alle pizza’s voor ca 2,50 euro’). De kinderen vallen ’s avonds als een blok in slaap: het was weer een avontuurlijke dag. In ons nieuwe pension voelen ze zich trouwens weer meteen thuis: ze schijnen geen enkele aanpassingsproblemen te hebben, eten en drinken goed (enig geduld is wel vereist), hebben praatjes voor tien en spreken iedereen vrolijk in het Nederlands aan.

Dag 2 : Naar de Kalahari

Vandaag verlaten we Windhoek al weer om koers te zetten naar de Kalahari Anib Lodge, aan de rand van de grote Kalahari woestijn, die maar liefst zeven landen bestrijkt. We ontbijten in het pension en zien daar een Nederlands stel met een dochtertje van een jaar of 7, dat op de fiets door Namibië trekt. Ongelooflijk! Om 10.00 zijn we weg. We hebben overigens twee nogal gammele autostoeltjes voor de kinderen en vooral een van de twee dateert van lang vervlogen tijden. Dit moet een prototype zijn geweest voor een van de eerste kinderstoeltjes ooit gemaakt…

De tocht vandaag is zo’n 280 kilometer, maar die zijn zo voorbij in dit landschap. Tijdens de hele rit is het uitzicht hetzelfde maar desalniettemin zeer indrukwekkend. We zien slechts een dorp, dat wel al vanaf 80 kilometer vantevoren staat aangegeven, een paar auto’s en vrachtwagens, een verkoolde pick-up met kruis en bloemen als macabere resten van een verschrikkelijk ongeluk, verschillende apen langs de weg, kleine overstekende dieren die lijken op eekhoorns en enkele verkopers van (afzichtelijke) kleden. Wat bezielt deze mensen? Hier kan toch geen markt voor zijn?

Het bord dat ons zegt dat we een zijweggetje in moeten slaan om onze accommodatie voor vannacht te vinden komt onverwacht op de verlaten weg. Leon knippert een keer te veel met zijn ogen en rijdt het weggetje prompt voorbij. Gelukkig let Marie-Louise wel op en na een zandweg van zo’n twee kilometer ligt werkelijk in the middle of nowhere plotseling onze lodge. Een fantastisch uit de woestijngrond opgetrokken paradijsje van typisch Afrikaanse hutjes, schitterend aangekleed en met een zwembad, waar Babette en Senna heel graag even in willen, ondanks de ijzige temperatuur van het water. ’s Middags kunnen we meteen mee met een game drive, een rit in open jeeps door de wildernis, een echte safari die veel indruk op ons maakt. We zien veel springbokken, struisvogels, een paar jakhalzen en gemsbokken en eindigen de tocht met het bekijken van de zonsondergang achter de rode duinen. In het schemerdonker en onder een fantastische sterrenhemel scheuren we door de woestijn terug naar de lodge. Ook de kinderen kijken hun ogen uit hoewel ze natuurlijk niet alles begrijpen: ‘wanneer gaan we nu naar vakantie?’ (als we weer bij de lodge aankomen), ‘zijn we nu bij de dierentuin?’ (als we stoppen voor de zonsondergang), ‘heeft een springbok 3 poten of 1 poot?’. Verder vermaken ze zich ook prima met de mevrouw die achter ons zit en later die avond de chef-kok van het restaurant blijkt te zijn. Want we eten in de lodge. Dat kan ook niet anders, want in een straal van enkele tientallen kilometers is er verder geen huis te bekennen, laat staan een restaurant. De muziek die opstaat is hetzelfde als ‘s ochtends in Windhoek: de oude Afrika-cd van Paul Simon. In de winkelcentra en op de radio hoor je trouwens gewoon hetzelfde als in Nederland zoals Keane, Red Hot Chili Peppers en Sandi Thom. Alleen de welluidende klanken van Toppertje-en een breezer ananas hebben we hier nog niet door de luidsprekers horen schallen…. Het eten is geweldig: voor zo’n 12 euro krijgen we een viergangenmenu met onder andere springbok, die we een paar uur daarvoor nog zo vrolijk hebben zien rondrennen. De kids zijn uitgeteld en vallen in het restaurant al in slaap.

Dag 3 : Naar Solitaire

Het is niet te beschrijven hoe verlaten Namibië is. Dit land is on-ge-lo-fe-lijk leeg en uitgestrekt. Vandaag hebben we een lange rit voor de boeg die ons van onze lodge bij Mariental naar Solitaire, vlak bij (nou ja, voor Namibische begrippen dan, 150 km) de beroemde Sossusvlei, brengt. Het ontbijt in de lodge is uitstekend en Babette en Senna worden met name aangetrokken door de chemisch gekleurde cornflakes. Overigens gilt Babette het hele complex bij elkaar wanneer een ca 15 cm hoog hondje langzaam op haar af wandelt. En dat terwijl ze steeds vraagt wanneer we leeuwen gaan zien….Nadat we voor de eerste keer getankt hebben (diesel, voor 7 cent per liter), beginnen we aan de 380 kilometer, waarvan de eerste 150 kilometer heel voorspoedig over geasfalteerde wegen gaan. Maar na het plaatsje Maltahohe, waar we voor zo’n 5 euro koffie, fris en taart eten en drinken, verlaten we pas echt de (nog enigszins) bewoonde wereld. Hier wordt de weg een gravelweg en is de maximaal mogelijke snelheid nog maar 70/80 kilometer per uur. Als je geluk hebt. We rijden ruim 200 kilometer over een weg waarvan de gesteldheid varieert van slecht tot abominabel slecht. Maar we ervaren de rit weer als een belevenis op zich. Hier is geen enkel teken van leven meer te bekennen: slechts wat vogeltjes, dikke torren en heel af en toe een tegenligger. Bovendien is het uitzonderlijk stoffig wat ook blijkt uit de enorme stofwolken die we met onze auto veroorzaken. Het is een wonder dat we deze rit zonder lekke band door komen. Langzamerhand wordt het wel wat bergachtiger en de enige plekken waar wat mensen verblijven zijn lodges of guest farms. Dat geldt ook voor ons verblijf voor deze nacht. Solitaire lijkt op de kaart heel wat, maar het is niets meer dan een benzinestation, een basic winkeltje en een twintigtal huisjes voor de andere durfals die hier komen. Voor de echte die-hards is er ook nog een campingground. Toch staat het al van een afstand van 200 kilometer aangegeven, maar ja, verder is er ook niets. Echt helemaal niets.

Onze kamer is weer keurig, groot en het eten in het bijbehorende restaurant is uitstekend. Hopelijk is dat morgen ook nog zo, want Babette en Senna hebben erg hun best gedaan om zoveel mogelijk obers te laten struikelen. En oh ja, we krijgen kaarsen ‘voor het geval dat de stroom uitvalt’.

Dag 4 : In Solitaire

Omdat we toch wel ver van Sossusvlei verwijderd zijn en de kinderen behoorlijk moe zijn, besluiten we om daar niet vandaag al naar toe te gaan en kiezen we voor een dagje rust. Bovendien waait het enorm vanochtend en het is hier toch al zo zanderig…En hoewel de meeste reisgidsen aangeven dat de zandduinen met name bij zonsopkomst prachtig zijn om te zien, vinden we dat een te grote uitdaging met de kinderen. We zouden om een uur of 4 moeten opstaan om vervolgens na een rit in het stikdonker over onverharde wegen om 6.00 uur de zon op te kunnen zien komen. We weten dat we concessies moeten doen omdat we met kleine kinderen op reis zijn, dus heel erg vinden we het niet.

Een dagje rust dus, waarbij we op ons gemak ontbijten (in het fijne gezelschap van een stel lompe en onfris ruikende Duitsers), de was laten doen, een beetje in de zon zitten, wat foto’s maken, en de kinderen veel spelen op het grote grasveld van de lodge (het enige echte groene in de wijde omtrek). Een filmpje voor de kids op de laptop biedt uitkomst als we zelf even rustig wat willen lezen. Vooralsnog is het prima te doen, zo’n verre vakantie met kleine kinderen. Ze vermaken zich prima, hebben de grootste lol met elkaar, praten honderduit en lijken verder eigenlijk alles al gauw heel normaal te vinden. Honderden kilometers savanne is voor hen schijnbaar hetzelfde als een autorit van Vleuten naar Nieuwegein. Het feit dat we bijna altijd een kamer hebben waarin we met z’n allen slapen, is niet altijd even handig, maar als ze eenmaal slapen kunnen wij rustig lezen, de foto’s van de dag bekijken, ons verhaaltje tikken en nog wat drinken. Buiten zitten is er niet bij. Overdag is het prachtig weer (in Namibië hebben we nog geen wolk gezien) en is de temperatuur zeer aangenaam, maar als het donker wordt (tussen 18 en 18.30 uur), koelt het snel af naar een graad of 5-10. Ook vanavond is het eten weer heerlijk. Na de eerdere specialiteit springbok proeven we vanavond iets anders exotisch: kudu (inderdaad, een rundersoort).

Dag 5 : Naar Sossusvlei

Vanochtend gaan we op weg naar Sossusvlei, een van de hoogtepunten van Namibië. Na 80 kilometer hobbelen en stuiteren waarbij om de haverklap stenen venijnig tegen de onderkant van de auto knallen, bereiken we de ingang van het beschermd gebied waar Sossusvlei deel van uit maakt. Vanaf hier is het nog 60 km, maar een aangename verrassing is dat de weg goed geasfalteerd is. Een ontelbaar aantal vogeltjes (een soort woestijnmussen) zit hier op de weg en hebben er een sport van gemaakt zo laat mogelijk weg te vliegen voor je auto. Ze zijn daar niet allemaal even gelukkig in….Het uitzicht is adembenemend: de omgeving wordt steeds zanderiger en de eerste rode duinen doemen op aan de horizon. De laatste kilometers naar Sossusvlei leggen we af in een 4x4 jeep.

Sossusvlei is een meer dat vrijwel altijd voor het grootste deel uitgedroogd is. Gezien de scheuren en barsten in de grond, is het hier inderdaad kurkdroog. De duinen die hier zijn, zijn fenomenaal. Roodachtig van kleur en ze behoren tot de hoogste in de wereld. Sommige zijn wel 300 meter hoog. We beklimmen er een gedeeltelijk: heel bijzonder om over de ‘kam’ van zo’n duin te lopen en te genieten van het uitzicht.

Aan het eind van de middag bereiken we onze volgende bestemming: Blässkranz Guest Farm. De kinderen raken al aardig gewend aan de verhuizingen en we horen Senna regelmatig zeggen: ‘op naar het volgende huisje’. Ook hier zijn we weer in de middle of nowhere. De Duitse eigenaresse Yvonne begroet ons enthousiast en vertelt dat ze hier een aantal jaren geleden is komen wonen met haar man en dochter. Ze zijn hier een boerderijtje annex touroperator begonnen en hebben dus een aantal guestrooms. De buren wonen op 10 en 30 kilometer afstand….Wij zijn de enige gasten vanavond en krijgen een prima diner voorgeschoteld in een huiskamerachtige omgeving. Onze gastvrouw eet met ons mee. Het smaakt allemaal prima hoewel Babette de chocolademousse met mintsmaak niet zo kan waarderen: ‘Mama, hier zit tandpasta van jou in’, zegt ze met een vies gezicht. Later heeft ze weer groot plezier als ze een ongeveer 10 cm grote sprinkhaan die voor onze deur zit, aantikt en deze vervolgens op de schouder van Yvonne springt.

Dag 6 : Bij Blässkranz

Vandaag hebben we weer een niet-reis dagje. We krijgen een uitstekend ontbijt voorgeschoteld en krijgen een lunchpakketje mee voor de middag. Tijdens het ontbijt moet Babette naar de wc wat betekent dat we naar onze kamer moeten en langs de twee herdershonden moeten waarvan ze zegt dat ze ze niet eng vindt, maar waarvan ze elke beweging ondertussen toch nauwgezet in de gaten houdt. Nog geen stap buiten de ontbijtruimte moet Leon haar optillen, maar zodra we de honden enkele meters achter ons gelaten hebben, weet ze al weer stoer te melden: ‘zie je wel dat ik niet bang ben voor de honden’. Rond het middaguur rijden we naar de Blässkranz, de naamgever van de guestfarm en een grote rotsformatie die wit uitgeslagen is door naar beneden sijpelend water. Het is een ritje van 5 kilometer dat we stapvoets moeten afleggen, het is voornamelijk rots- en zandpad. We picknicken daar en voelen ons alleen op de wereld. Je schijnt hier wel eens bergzebra’s te kunnen zien, maar dat is zeldzaam. Terug bij de guestfarm ontmoeten we de nieuwe gasten: een Duits echtpaar dat met hun dochter, die hier werkt op een school, een rondreis door Namibië maakt. We maken indruk met ons verhaal dat we 4 maanden op reis gaan en krijgen tips over waar we in Etosha zeker moeten stoppen. Bij het diner, waarbij we samen met hen en Yvonne, onze gastvrouw, aan één tafel eten, krijgen we zebra te eten. Het smaakt nogal taai maar wel goed verder. Senna valt nog voor het eten in slaap en ook Babette valt daarna als een blok in slaap, maar niet voordat Steffi, de dochter van het echtpaar, nog een typisch Duits slaapliedje voor haar heeft gezongen in onze kamer.

Dag 7 : Naar Swakopmund

Vandaag is niet bepaald onze lucky day… Het begint al ‘s nachts als we wakker worden: Marie-Louise met een bloedneus en Leon met zware maagkrampen. En ’s morgens, als we om 8.30 uur bepakt en bezakt klaar staan om te vertrekken, blijken we onze eerste flat tyre te hebben. Daar is ‘ie dan, de op deze wegen onvermijdelijke lekke band. Een van de ‘workers’ op de farm is bereid een handje te helpen (hoewel we het zelf natuurlijk ook heel goed kunnen) en om 9.00 kunnen we dan vertrekken voor onze lange rit naar Swakopmund, de tweede stad van Namibië. Net buiten de hekken van de guestfarm slentert een hagedisachtig wezen van afschrikwekkende afmetingen de weg over. We zijn dolblij dat we dit exemplaar gisteren tijdens onze picknick niet zijn tegengekomen. Na 40 kilometer passeren we onze eerdere verblijfplaats Solitaire en laten we onze band repareren voor een kleine 4 euro en de andere banden weer op de juiste luchtdruk brengen. Solitaire blijft een heel bijzondere stip op de landkaart: het is echt een soort basiskamp midden in de woestijn. De man die de eigenaar lijkt te zijn (hij vraagt steevast alle gasten hoe het gaat) herkent ons van een paar dagen eerder toen we hem al spraken en vraagt ons in het Afrikaans hoe het gaat (‘alles rech?’), laat ons beloven van alles te genieten (‘genie er van he’) en vindt alles ‘wonderlijk’ wat wel zoiets zal betekenen als ‘goed zo’ of ‘leuk’. Wat een prachtkerel.

Als we uiteindelijk 80 kilometer op weg zijn, ontdekken we dat we onze fleecetruien, die we in een kast gehangen hadden, vergeten zijn. Aangezien deze onmisbaar zijn kunnen we niet anders dan besluiten weer terug te keren. 160 Kilometer extra rijden dus op deze beroerde weg: wat een doffe ellende! Gelukkig zijn we inmiddels enigszins gewend geraakt aan de staat van de weg: als je de wielen onder je voelt wegschuiven, is het tijd om wat gas terug te nemen. Zo simpel is het eigenlijk….Als we terugkomen bij de guestfarm blijken de truien ook nog eens niet meer in de kast te hangen. Gastvrouw Yvonne vertrouwt haar werkster blind, maar vraagt toch maar of zij de truien heeft. Deze geeft dat ruiterlijk toe en lijkt het de gewoonste zaak van de wereld te vinden dat achtergelaten spullen haar toebehoren. Yvonne is verbijsterd en maakt ons duizend excuses. Het is duidelijk dat de werkster, als wij weg zijn, ongenadig op haar flikker gaat krijgen…

Afijn, om 13.00 uur vertrekken we opnieuw. Het zal nog haasten worden om voor het donker in Swakopmund aan te komen dus we rijden stevig door, voor zover de weg dat toe laat. Babette en Senna doen het echt goed vandaag, ondanks dat we zo’n beetje de hele dag in de auto doorbrengen. Ze vermaken zich met de barbies, kralen, boekjes, mp-3 spelers met kinderliedjes en de springbokken en struisvogels die we langs de weg zien. Het landschap wordt vandaag langzaam anders: het wordt glooiender, we zien minder bomen en gele grashalmen van een centimeter of 20 hoog zo ver je kunt kijken. In de verte richten kale bergen hun toppen naar de hemel. Verder rijden we door twee mooie passen waarin we ineens het betere bochtenwerk voor onze kiezen krijgen. Uiteindelijk rijden we nog door het ‘moonlandscape’, een gebied dat inderdaad een treffende gelijkenis vertoont met de beelden zoals we die van de maan kennen, valt de dashboardverlichting uit en ziet Leon enkele welwitschia’s, een plant die alleen hier voorkomt, zich heeft aangepast aan de extreem droge omstandigheden en wel 2000 jaar oud kan worden. Omdat hij denkt dat we later tijdens de rit nog wel mooiere versies zien, maakt hij Marie-Louise er nog niet op attent, maar helaas komen we ze later niet meer tegen. Net voor de duisternis invalt bereiken we de asfaltweg naar Swakopmund en beginnen we aan de laatste 40 kilometers van vandaag. We kunnen ons eigenlijk niet voorstellen dat we zo dadelijk een stad naderen, maar het verkeer wordt langzamerhand toch wat drukker. Elke tegenligger zet groot licht op en Marie-Louise oppert nog de suggestie dat het in deze contreien misschien gebruikelijk is om elkaar op deze manier te begroeten. Leon is er zeker van dat we geen groot licht op hebben staan. Hij heeft immers twee dagen eerder nog het instructieboekje van de auto uitvoerig doorgenomen. Maar bij aankomst in ons pension, dat er van buiten wat krikkemikkig, maar van binnen prima uitziet, blijkt dat we toch echt ons groot licht op hadden staan. Ahum. We eten als feestelijke afsluiting van de dag frietjes bij fastfoodketen Wimpy’s.

Dag 8 : In Swakopmund

Swakopmund is dan wel de tweede stad van Namibië, het is eigenlijk niet meer dan een groot dorp. Vandaag kunnen we er een beetje rond kijken. Voor het eerst schijnt de zon niet hoewel die in de loop van de dag toch wel doorbreekt. De temperatuur is niet al te hoog. Ons pension is overigens op loopafstand van het centrum en is weer prima. We hebben de beschikking over een tweekamerappartement en hebben zelfs een eigen garage voor de auto. Ook weer een inbouwkast waar Babette en Senna lekker in kunnen spelen. Het stadje heeft een Duits uiterlijk en veel straten zijn vernoemd naar Duitse kolonisten uit de 19de eeuw. Swakopmund ligt aan zee, maar is geen strandbestemming. Het water wordt aangevoerd vanuit de zuidpool en is daarom altijd ijskoud. Vooral Babette leeft zich flink uit met het wegrennen voor de aanstormende golven die vandaag hoog zijn omdat het behoorlijk waait. We vinden een internetcafé dat gerund wordt door twee oudere, flink paffende, dames en de verbinding is dramatisch slecht. Voor het eerst komen we hier ook straathandelaren tegen. Bij een van hen zien we een boekensteun in de vorm van een neushoorn die we wel willen hebben. Deze handelaar kan ons een ‘zeer lage prijs bieden’ omdat we het bij de ‘artist’ zelf kopen. Hij is de beste. En we hebben nog meer geluk. Nederland is een goed land. Zijn favoriete land zelfs. Zijn homeland. En Ruud van Nistelrooy was de beste speler op het WK. Daarom voor ons een special price. Slechts 420 Namibische dollars. Dat vinden we natuurlijk veel te veel en na het nodige gepingel nemen we het ding voor 170 dollars mee. Waarschijnlijk betalen we nog te veel.

Dag 9 : Naar Uis

Na het ontbijt in Swakopmund, waarbij de kinderen een Zuid-Afrikaanse versie van Sesamstraat kunnen kijken, vertrekken we voor onze rit van vandaag naar Brandberg, de hoogste berg van Namibië van ruim 2500 meter. Om te beginnen rijden we een stuk van 180 kilometer langs de kust over een weg die goed berijdbaar is. Het uitzicht is echter bijzonder weinig inspirerend: we zien alleen maar eindeloze kale zandvlakten, slechts een keer onderbroken door een stadje Henties Baai, waar een galg en diverse cafeetjes in piratenstijl herinneren aan vroegere woeste tijden.

Ons eerste doel van vandaag is Cape Cross, waar een van de grootste zeehondenkolonies van zuidelijk Afrika woont. Er schijnen hier 130.000 tot 180.000 zeehonden te wonen. Als we bij het viewpoint uitstappen, zien we ze nog niet, maar ruiken we ze wel! Wat een ongelooflijke stank!. Het uitzicht is vervolgens geweldig: het zijn er inderdaad ontzettend veel. Senna is geen liefhebster van de zee hadden we in Swakopmund al gemerkt, en bekijkt de zeehonden het liefst vanaf een grote afstand. Vervolgens zetten we koers naar het binnenland naar het dorpje (wat nog een groot woord is) Uis, waar onze accommodatie Brandberg Rest Camp is. Onderweg is de temperatuur gestegen van 15 naar 35 graden en een duik in het ijskoude zwembad is dus wel even lekker. Ons wordt verteld dat het hier in december en januari wel 48 of 49 graden kan worden! Ons verblijf voor de nacht is een tweekamer huisje mét keukentje, tuintje en een heuse carpoort. Behoorlijk groot dus, maar wel in tamelijk vervallen staat: afgebladderde verf, smoezelige gordijntjes, een gasfornuis uit de jaren 60 en de vorige bewoners vonden het nodig om een pan met rijst te laten staan. Zo te zien is het huisje al een aantal dagen onbewoond geweest…. Maar hé, iedereen die hier woont heeft het vele malen slechter dan wij, dus klagen doen we niet. Bovendien zijn ze flink aan het klussen en doen de mensen hier hun uiterste best om ons zoveel mogelijk op ons gemak te stellen, wat ze prima lukt trouwens. De kinderen wijden het huisje in zoals alle andere huisjes en kamers tot nu toe door flink op de bedden te gaan springen. We besluiten zelf wat te koken en halen in het plaatselijke supermarktje wat ingrediënten voor een voedzame maaltijd. Ook signaleren we hier de eerste muggen zodat we eindelijk onze klamboes eens kunnen gebruiken.

Dag 10 : Brandberg

De dames zijn vanochtend in alle vroegte al wakker: nog voor zevenen horen we gelach en gerommel vanuit hun kamer. Dat is wel even wat anders dan de afgelopen dagen… We zijn ook verrast door de bewolking van vandaag; hoewel later op de dag de 30 graden weer ruimschoots gehaald wordt. Het ontbijt vanochtend is wat karig: een geroosterde boterham met een gebakken ei en een wat vettig worstje, maar we doen het er maar mee. Grappig is dat het personeel het met een zeer grote bescheidenheid komt brengen en het opdient alsof het om een buitengewoon exquise diner gaat. We rijden vandaag naar de Brandberg om daar de wandeling te maken naar de beroemde White Lady, een muurschildering van duizenden jaren oud die hier in 1917 werd ontdekt.

Het is bij wet geregeld dat je alleen de bergen in mag met een gids dus we worden vergezeld door een van de drie gidsen die bij de ingang van de ‘hiking trail’ post hebben genomen. Daar worden ze vergezeld door hun families, die bij wijze van vakantiebesteding hun dagen hier doorbrengen. Eerlijk is eerlijk, het is een loodzware tocht van 2,5 kilometer klauteren en klimmen over rotsen, door rivierbeddingen en wild struikgewas, vliegen je af slaand, en dan ook nog eens met een kind op je nek of in de rugdrager hoewel vooral Babette ook flinke stukken zelf loopt. De omgeving, een ruige kloof, is indrukwekkend en we zien verschillende hagedissen en ‘dassies’, een soort bergmarmot. De muurschilderingen zijn mooi om te zien, vooral natuurlijk omdat je weet dat ze lang geleden door hier wonende mensen zijn gemaakt én dat er mensen zijn die dit in de vorige eeuw hebben weten te vinden. Op de weg naar huis geven we de vrouw van de gids en twee van hun kinderen een lift naar Uis en Babette en Senna zingen uit volle borst alle Nederlandstalige kinderliedjes die ze kennen.

Dag 11 : Naar Xaragu Camp

Waar we nu toch weer terecht zijn gekomen…….Vanochtend hebben we weer een ontbijtje genuttigd in Brandberg Rest Camp. We voelen ons erg ongemakkelijk bij de overdreven bescheidenheid van het personeel, bij elk bordje dat ze meenemen vragen ze ‘sir, is it ok that I take this one?’, ‘ma’m, is it ok that I take that one?’. En dat allemaal in een soort vertraagde uitvoering. Nou ja. We rijden vandaag verder richting het noorden, waar de omgeving toch wat anders is dan zuidelijker. Er is hier meer begroeiing, en het is wat meer bewoond. Regelmatig zien we karretjes rijden met ezels ervoor, en soms zien we zelfs dorpjes. In feite zijn het meer hutjes op een paar honderd meter afstand van elkaar. Ook staan hier regelmatig traditioneel in kleurrijke gewaden geklede vrouwen, met hun kinderen langs de kant van de weg die spullen aan je willen verkopen. Met een trieste blik in de ogen wenken ze ons om alsjeblieft maar iets van ze te kopen. Ons hart breekt wanneer we ze voorbijrijden, maar stoppen doen we toch maar niet. Je kunt nou eenmaal niet voor hen allemaal stoppen en helemaal veilig lijkt het ons ook niet. Misschien wel onterecht. De hutjes waarin ze wonen, zijn gemaakt van stokken, planken, zeil, kleden of wat golfplaat en bij de meeste ervan vragen we ons serieus af hoeveel dagen die nog overeind blijven staan. Dit is het Afrika zoals de meeste westerlingen het van de tv kennen. Eén keer stoppen we voor een jongetje dat aan komt rennen en pal voor onze auto gaat staan en vraagt om food. We geven hem wat brood en vragen ons af hoe deze mensen hier kunnen leven. Babette maakt zich meer zorgen over of dit jongetje hier de weg wel weet en of wij hem dat nu hebben verteld.

Onze verblijfplaats voor vannacht is Xaragu Camp. De naam zegt het al: dit is een kamp en we slapen in een grote tent. Het ziet er fantastisch uit. Een echte woestijntent zonder elektriciteit. We hebben de beschikking over twee petroleumlampen en that’s it. Onder de luifel van de tent is van palen en stokken een heus badkamertje gemaakt en we douchen dus in de open lucht terwijl je het brandende vuur ruikt waarmee drie meter verderop ons water wordt verwarmd. Heel bijzonder. Net zo bijzonder is de enorme zwart-gele spin ter grootte van een mensenhand die in onze tent zit. Leon vindt het niet echt nodig zich te bewijzen en roept de hulp in van iemand van het kamp die tot ons afgrijzen de spin met z’n blote hand van het plafond plukt. Niet giftig dus in ieder geval, denken wij. We nemen nog een duik in het zwembadje en eten ’s avonds onder een rieten dak in het bijbehorende restaurantje samen met de andere gasten en een hele kolonie katten waar Babette en Senna grote schrik van hebben en wat er een keer toe leidt dat Senna in blinde paniek bijna het zwembad inrent. Van wie zou ze die angst toch hebben?

Dag 12 : Twijfelfontein

Vandaag hebben we twee bezienswaardigheden in de omgeving van Xaragu Camp bezocht: de orgelpijprotsen en Twijfelfontein. De orgelpijprotsen zijn basalt pilaren van 150 miljoen jaar oud en bij Twijfelfontein zijn vele rotsschilderingen gevonden en opgravingen gedaan uit het stenen tijdperk.

Onderweg passeren we een fietser die met zware bepakking de erbarmelijke wegen probeert te trotseren. Wat een held! Bij Xaragu Camp hebben we een lichte lunch besteld om mee te nemen en we krijgen daarom een dikke boterham, een worstje, een homp varkensvlees, een ei en een droge appel. Voor de kinderen is het eerlijk gezegd weer een zware wandeling en niet erg interessant, dus later op de dag gaan we lekker even met ze zwemmen. Over het algemeen vermaken ze zich prima en ze zijn meestal vreselijk druk. Senna zegt veel nee, zoals het een kind van twee jaar betaamt, en Babette stelt de hele dag vragen, wil alles weten en is erg fantasierijk in het bedenken van eigen verhalen. Ze drinken allebei goed, maar wat betreft eten zijn vooral chips en fruit populair. Warm eten en brood is wat lastiger hoewel vooral Babette meestal van alles wel iets proeft. Maar ja, het is hier meestal dan ook ruim 30 graden, niet echt ‘eet’weer. We stoppen vandaag ook nog even bij Twijfelfontein lodge, een exclusief gebeuren dat er uit ziet als een kuuroord in de woestijn. Het trekt duidelijk een bepaald type gasten aan: brave oudere Duitse echtparen die met weinig stemverheffing en duidelijk articulerend hun kopje thee drinken en (meestal ook Duitse) mannen van een jaar of 45 die hier eens flink de beest komen uithangen en zich vol laten lopen met ijskoud bier. We eten weer in de lodge en zitten naast twee samen reizende Duitse echtparen die zich volledig afzijdig van ons houden. Vervelend, zo’n stel met jonge kinderen. Haha, daar trekken wij ons lekker niks van aan. Vannacht wordt hier trouwens de tijd verzet en we merken dat dit net als in Nederland veel verwarring zaait. Het personeel weet eigenlijk niet of de tijd vooruit of achteruit gaat en lijkt zich er ook geen zorgen over te maken. ‘Laten we de klok maar vooruit zetten’, is de conclusie van de chefkok die hiermee de discussie sluit.

 

Dag 13 t/m 23 >>

Meer reisverslagen
uit Namibië

reisverslag kinderen
 

reisdagboek
blog papier
verhalen gezinsreizen
reisverslag ervaringen ouders
reisverslag Namibie

babette (4) en Senna (2)

rondreizen gezin
ervaringen van ouders
verre reizen kinderen
vakantie kinderen foto
reizen kinderen foto
direct naar onze bestemmingen
vakantie kinderen foto
reizen met kinderen
reisverslag kinderen